Het was vlak voor Kerst en haar kinderen vonden het lastig om steeds dankbaar te zijn. Ze wist hoe gemakkelijk het gaat om in zulk denken terug te vallen, maar ook dat ze haar kinderen een betere houding wilde bijbrengen. Overal in huis bevestigde ze daarom rode strikken aan lichtknopjes, deuren van de kasten en de koelkast, de wasmachine en de droger en kranen. Aan elke strik maakte ze een handgeschreven kaartje vast, waarop stond: ‘Sommige geschenken die God ons geeft zien we gemakkelijk over het hoofd, daarom heb ik er een strik aan vast gemaakt. Hij is zo goed voor ons gezin. Laten we nooit vergeven waar al die geschenken vandaan komen.’
Beeld je in dat je in een enorme troonzaal staat. Op de troon zit een groot koning. Om hem heen staan allerlei dienaren die zich op hun netst gedragen. Op de grond bij de voeten van de koning staat een kist. Zo af en toe bukt de koning zich om met zijn handen door de inhoud te gaan. In de kist zitten juwelen, gouden sieraden en edelstenen waar de koning speciaal van houdt. In de kist bewaart hij zijn schat, een verzameling die hem erg blij maakt. Zie je het voor je?
‘Wat wil je later worden?’ Dat is een vraag die we als kind allemaal wel gehoord hebben, en soms ook nog wel als volwassene. De vraag komt voort uit nieuwsgierigheid en het antwoord wordt vaak opgevat als een teken van een bepaalde ambitie. Mijn antwoord veranderde nog wel eens door de jaren heen, van cowboy tot vrachtwagenchauffeur en soldaat. Na de middelbare school wilde ik arts worden. Maar voor zover ik me kan herinneren heb ik nooit de ambitie gehad of iemand horen suggereren om ‘een rustig leven’ te zoeken.
Als beginnend auteur voelde ik me vaak onzeker, wanneer ik aan workshops schreef. Dan keek ik om me heen en zag een zaal vol reuzen, zogezegd: allemaal mensen die een officiële opleiding hadden gevolgd, of jaren ervaring hadden. Ik had geen van beide. Wat ik wel had was een oor dat gevormd was door het taalgebruik en de toon en de ritmes van de Bijbel, in de King James versie in mijn geval. Dat was mijn wapenrusting, zou je kunnen zeggen. Daar was ik aan gewend, en dat vormde mijn schrijfstijl en mijn stem zodat ik er veel vreugde in vond, en niet alleen ik maar ook anderen, hoop ik.
Ze heette Saralyn, en toen we bij elkaar in de klas zaten, was ik behoorlijk verliefd op haar. Ze had een heerlijke lach. Ik weet niet of ze van mijn verliefdheid wist, maar ik denk het wel. Na ons examenjaar ben ik haar uit het oog verloren. Zoals dat gaat, gingen we daarna allebei onze eigen weg.
Voor iemand die zogezegd altijd graag alles goed doet, voelde het als een grote fout. Wat had ik gedaan? Nou, ik was in slaap gevallen. Onze kinderen moeten op een bepaalde tijd thuiskomen wanneer ze een avondje stappen zijn. Het zijn goede kinderen, maar ik heb de gewoonte om op te blijven tot ik de sleutel in het slot van de voordeur hoor draaien. Ik wil gewoon weten dat ze veilig en wel thuisgekomen zijn. Dat hoef ik niet te doen; het is mijn eigen keuze. Maar op een avond werd ik wakker van de stem van onze dochter, die met een glimlach zei: ‘Pap, ik ben er weer. Je kunt wel naar bed gaan.’ Ondanks alle goede bedoelingen overkomt het een vader wel eens dat hij op zijn post in slaap valt. Het was best vernederend, maar ook zeer menselijk.
Wat betekent het om echt te zijn? Dat is de grote vraag die beantwoord wordt in het kinderboek Het fluwelen konijn. Dat gaat over het speelgoed in een kinderdagverblijf, en een konijn van fluweel dat op weg gaat om echt te worden, wat hij doet door zich door een kind te laten liefhebben. Een van de andere speelgoedfiguren is de oude, wijze Skin Horse. Deze ‘had een lange rij mechanische speelgoedfiguren zien langskomen, die trots waren en opschepten, maar stuk voor stuk kapot gingen en weer verdwenen’. Ze zagen er indrukwekkend uit en klonken ook zo, maar al hun opschepperij leidde uiteindelijk tot niets als het erom ging lief te hebben.
Predikant en schrijver Eugene Peterson kreeg eens de kans om aanwezig te zijn bij een lezing van de Zwitserse arts en gerespecteerde pastoraal counselor Paul Tournier. Peterson had veel van Tournier gelezen en bewonderde hem om zijn aanpak van genezing. De lezing maakte een diepe indruk op hem. Tijdens het luisteren voelde hij dat Tournier zelf in zijn leven in praktijk in wat hij zei. Woorden en daden waren bij hem duidelijk één geheel. Peterson omschreef dit met het begrip congruentie. ‘Dat begrip verwoordt het best wat ik bij Tournier zag’ zei hij.
‘Mis nooit de kans om je kinderen de maan te laten zien!’ zei ze. Voordat onze midweekse gebedsdienst begon, hadden verschillenden van ons zitten praten over de ‘oogstmaan’ die de avond ervoor te zien was geweest. Het was een prachtige volle maan, die vlak boven de horizon stond. Mevrouw Webb was de oudste van de aanwezigen, met haar grijze haren en haar grote liefde voor Gods schepping. Ze wist dat mijn vrouw en ik op dat moment twee kinderen thuis hadden en wilde ons helpen hen de best mogelijke opvoeding te geven. Mis nooit de kans om je kinderen de maan te laten zien, vooral als ze vol is!
De kerkelijke gemeente waarin ik opgroeide, hing zo ongeveer van tradities aan elkaar. Met een ervan kreeg je te maken wanneer een dierbaar familielid of een goede vriend overleed. Vaak kwam er niet veel later een bronzen bordje aan een kerkbank of aan schilderijtje aan de muur in de hal te hangen, waarop stond: ‘Ter nagedachtenis van . . .’ Daarbij werd de naam van de overledene ingevuld als herinnering aan een leven dat voorbij was. Ik kon die gedenkplaatjes wel waarderen. En dat doe ik nog steeds. Tegelijk heb ik er vaak bij stilgestaan dat dit eigenlijk maar statische, levenloze voorwerpen zijn, letterlijk iets dat ‘niet leeft’. Zou er een manier zijn om er iets van ‘leven’ aan toe te voegen?
Gaat de zon op in het oosten? Is de lucht blauw? Is de zee zout? Is het atoomgewicht van kobalt 58,9? Nou ja, dat laatste weet je misschien alleen als je een natuurkunde-freak bent of van zinloze weetjes houdt. Maar op de andere vragen is het antwoord direct duidelijk: ja. In feite wordt er bij dit soort vragen vaak een beetje sarcasme doorheen gemixt.
Met ons hele gezin van vijf brachten we de kerstvakantie in Rome door. Ik denk dat ik nog nooit zo veel mensen op elkaar gepakt in één stad heb gezien. Terwijl we ons door de massa’s heen wurmden om attracties als het Vaticaan en het Colosseum te zien, wees ik onze kinderen herhaaldelijk op de beoefening van het ‘bewust zijn van je omgeving’: schenk er aandacht aan waar je bent, wie er om je heen zijn en wat er gebeurt. We leven in ene tijd waarin de wereld in eigen land en daarbuiten niet bijster veilig is om in rond te lopen. En met hun mobieltjes en oortjes zijn jongeren zich niet altijd bewust van de omgeving waarin ze zich bevinden. Datzelfde geldt trouwens voor volwassen.